Is het water van de zee niet van iedereen? Nee, zo impliceert de titel van dit stukje. Want als internationale wateren zijn, zal er ook wel water bestaan dat nationaal is. Nou en of: het Verdrag van Tordesillas (1494) verdeelde alle niet-Europese wateren tussen Spanje en Portugal. Drie keer raden wie dat verdrag hadden opgesteld.
In die wateren was duidelijk geen plek gereserveerd voor bijvoorbeeld de Hollanders. Die moesten daardoor altijd vrezen voor vijandige zeemachten. Maar de handelsgeest was sterker dan een verdrag tussen twee concurrenten. Gezeild, ontdekt en gehandeld werd er dus toch. Toen Admiraal Jacob van Heemskerk in 1603 een Portugees schip enterde in de Straat Malakka, was de buit groot. Dat smaakte naar meer, maar dan liefst wel legaal. Hoe? Door het legaal te verklaren: de VOC verzocht aan de rechtsgeleerde Hugo de Groot om een verhandeling op te stellen waarmee de inbeslagname als legitiem en rechtmatig gezien kon worden. De Groot schreef zijn Mare Liberum (‘vrije zee’), waarin hij stelde dat water en lucht van iedereen is. Portugal en Spanje hadden dus niet het recht om de Hollanders toegang tot vaargebieden te ontzeggen.
Het principe van de vrije zee werd de grondslag voor de overzeese handel van de Hollanders. Dat was voor de Hollanders overigens geen reden om zich altijd volgens het zelfbedachte principe te gedragen: voor de handel met Oost-Indië behield de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden maar al te graag haar monopolie. Daar moesten Spanje en Portugal vooral wegblijven, ook uit het water.
In de steeds internationaler wordende wereld kwam meer plaats voor de filosofie van de vrije zee. Dat scheelde ook een hoop oorlog voeren. Uiteindelijk slonk de hoeveelheid territoriale water sterk. De Mare Liberum bestaat nog steeds, mede dankzij Hugo de Groot. De internationale wateren beginnen op 12 mijl van de kust.

Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.