VOC

Een van de bijzonderste prestaties die Nederland op zee heeft geleverd is de totstandkoming van de Vereenigde Oostindische Compagnie, de VOC.
Columbus heeft onbedoeld de aanzet gegeven tot deze uitvinding. Nadat hij in 1492 Amerika had ‘ontdekt’, deelde Paus Alexander VI de wereld op in twee delen: een Portugees en een Castiliaans (Spaans) deel. Deze twee landen waren namelijk druk met de eerste ontdekkingsreizen. Alles ten westen van een bepaalde lengtegraad zou aan Castilië toebehoren, alles ten oosten daarvan aan Portugal. Wel zo makkelijk. Het Verdrag van Tordesillas bekrachtigde deze opdeling in 1494, met een westelijk opgeschoven grenslijn, waardoor Brazilië ineens Portugees bezit werd.
Doordat Nederland in de eeuw die volgde, in oorlog was met Spanje en Portugal, werd het de Nederlanders verboden Spaanse en Portugese havens aan te doen – een gevalletje historische handelsoorlog. Raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt zag dat met lede ogen aan, vooral omdat de diverse compagnieën die vanuit Nederland handeldreven in de specerijenhandel, te klein waren om militair of economisch een vuist te maken. Samenwerking was het antwoord, en Van Oldenbarnevelt dwong zes compagnieën uit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te fuseren. Dat gebeurde in 1602, toen de Generale Vereenichde geoctrooieerde Compagnie werd opgericht, later bekend als VOC.
Hoewel de Nederlanders het eerdergenoemde alleenrecht van Spanje en Portugal met klem bestreden, waren ze zelfs niet vies van wat protectionisme, getuige het octrooi op de handel op Indië via Kaap de Goede Hoop. (Dat zou op zijn beurt weer reden zijn voor Jacob le Maire om in 1615 een westelijke doorvaart te zoeken, wat tot de ontdekking van Kaap Hoorn leidde. Maar dat is weer een andere uitvinding.) De VOC maakte de zeventiende eeuw tot onze Gouden Eeuw, door de vele verdiensten. Maar het was niet alleen goud wat er blonk. Slavenhandel maakte deel uit van het verdienmodel, net als het onderwerpen en soms uitroeien van inheemse bevolking. En vijf tot tien procent van de opvarenden overleed onderweg aan ontberingen.

Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.

Met de slavenhandel behandelen we een beschamend onderwerp. Helaas maakt ook de slavenhandel op zee deel uit van ons maritiem erfgoed. Aan die conclusie is niet te ontkomen als je in ogenschouw neemt dat er volgens huidige schattingen twaalf miljoen slaven op schepen zijn vervoerd van Afrika naar Amerika. Meer dan een half miljoen daarvan zijn vervoerd door Nederlanders. Vooral op de suiker- en tabaksplantages in Zuid-Amerika was in de eeuwen na de ontdekking van het continent door Columbus steeds meer mankracht nodig. Nederlanders en Engelsen, maar ook Portugezen en Spanjaarden haalden deze mankracht uit West-Afrika.
Vanaf 1525 ontspon een steeds vernuftiger systeem van handel dat de naam ‘driehoekshandel’ kreeg. Schepen voeren volgeladen met Afrikaanse slaven naar Amerika, ruilden daar de menselijke waar voor suiker, tabak en katoen, en voeren naar Europa om deze te verkopen. Rum en andere goederen gingen vervolgens naar Afrika, waarmee de driehoekige cirkel rond was en rond bleef gaan, tot aan het eind van de negentiende eeuw. Dit alles werd gestimuleerd door een toenemende welvaart in Europa, wat een groeiende behoefte aan (overzeese) goederen teweegbracht. Het kapitalisme kwam tot grote wasdom, op zee en op het land. Dat ging gepaard met mensonterende omstandigheden voor de slaven. Er werd ingecalculeerd, letterlijk, dat vijftien tot dertig procent van de ingescheepte slaven de reis niet zou overleven.
Het woord ‘slaven’ komt overigens van de Slavische volken in Oost-Europa en de Balkan (van Russen in het noorden, via Tsjechen in het westen, tot aan Bulgaren in het zuiden). Tot aan de middeleeuwen werden voor West-Europese landen uit deze volken dwangarbeiders gerekruteerd. Een ‘slaaf’ werd daardoor synoniem voor deze horigen. De zeilvaart is dus niet de uitvinder van de slavernij, maar heeft wel volop geparticipeerd in de latere slavenhandel met Amerika.
Het slavenschip is wél een maritieme uitvinding. Volledig ingericht op efficiency, totaal voorbijgaand aan de menselijkheid van de slaven, vormen slavenschepen een beschamend onderdeel van onze scheepshistorie. Tekeningen van dergelijke schepen tonen geen passagiers maar gestouwde handelswaar.

Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.

Is het water van de zee niet van iedereen? Nee, zo impliceert de titel van dit stukje. Want als internationale wateren zijn, zal er ook wel water bestaan dat nationaal is. Nou en of: het Verdrag van Tordesillas (1494) verdeelde alle niet-Europese wateren tussen Spanje en Portugal. Drie keer raden wie dat verdrag hadden opgesteld.
In die wateren was duidelijk geen plek gereserveerd voor bijvoorbeeld de Hollanders. Die moesten daardoor altijd vrezen voor vijandige zeemachten. Maar de handelsgeest was sterker dan een verdrag tussen twee concurrenten. Gezeild, ontdekt en gehandeld werd er dus toch. Toen Admiraal Jacob van Heemskerk in 1603 een Portugees schip enterde in de Straat Malakka, was de buit groot. Dat smaakte naar meer, maar dan liefst wel legaal. Hoe? Door het legaal te verklaren: de VOC verzocht aan de rechtsgeleerde Hugo de Groot om een verhandeling op te stellen waarmee de inbeslagname als legitiem en rechtmatig gezien kon worden. De Groot schreef zijn Mare Liberum (‘vrije zee’), waarin hij stelde dat water en lucht van iedereen is. Portugal en Spanje hadden dus niet het recht om de Hollanders toegang tot vaargebieden te ontzeggen.
Het principe van de vrije zee werd de grondslag voor de overzeese handel van de Hollanders. Dat was voor de Hollanders overigens geen reden om zich altijd volgens het zelfbedachte principe te gedragen: voor de handel met Oost-Indië behield de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden maar al te graag haar monopolie. Daar moesten Spanje en Portugal vooral wegblijven, ook uit het water.
In de steeds internationaler wordende wereld kwam meer plaats voor de filosofie van de vrije zee. Dat scheelde ook een hoop oorlog voeren. Uiteindelijk slonk de hoeveelheid territoriale water sterk. De Mare Liberum bestaat nog steeds, mede dankzij Hugo de Groot. De internationale wateren beginnen op 12 mijl van de kust.

Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.

Nieuwsbrief
Blijf op de hoogte van nieuws, verhalen en andere ontdekkingsschrijverij. Je kunt je hier aanmelden voor mijn maandelijkse nieuwsbrief.