Taal
Windrichtingen ontstonden toen de vier dwergen Norðri, Suðri, Austri en Vestri uit de Noorse mythologie samen de hemel omhooghielden. Elk van hen, bij ons beter bekend als Noord, Zuid, Oost en West, droeg één van de vier windhoeken. Maar op de Middellandse Zee waren zij niet bekend en hanteerde men ruim tweeduizend jaar geleden een ander systeem van windrichtingen.
In Athene staat sinds die tijd de monumentale Toren van de Winden. Deze is achthoekig, en elk van de vlakken vertegenwoordigt een veelvoorkomende wind uit die streek, van de droge Boreas uit het noorden tot de regenachtige Notos uit het zuiden en alles daar tussenin. Elke wind had zijn eigen karakter en elke zeeman kende daarmee zijn waaiende pappenheimers. De mediterrane zeelui hadden hier veel meer aan dan aan de lege benamingen Noord en Zuid. Deze winden werden, toen ze later in Italiaanse handen vielen, genoemd naar de bergen van waaruit ze woeien (Tramontana uit het noorden), de richting vanwaar de zon opkomt (Levante) en andere lokale, zangerig klinkende bronnen. Naarmate er vaker en verder gevaren werd, groeide de behoefte aan verdere verfijning van de acht windstreken. Deze werden uitgebreid met nog eens acht tussenliggende mengvormen. En geef toe: koersen volgens Sirocco ver levante poco vaart toch een stuk poëtischer dan zuidoostoost. Maar waar volgens zestien windstreken gevaren kan worden, is het een kwestie van tijd voordat nog meer nuance gewenst wordt. Dat resulteerde uiteindelijk in 32 streken op het kompas, van elk 11,25 graden. Dat maakt in totaal 360 graden.
Een stuurman die zo’n streek perfect aanhield tijdens zijn wacht, voer rechtstreeks naar zijn bestemming. Zigzagde hij daarentegen rond de gewenste koerslijn, dan was hij duidelijk van streek. Misschien werd hij wel beticht van het uithalen van rare streken. Maar meestal kon hij wel weer op streek geholpen worden.
Dit is een tekstfragment uit het boek 100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf.
Hoewel 2013 nog maar net begonnen is, publiceert Ontdekkingsschrijver nu al een Lexicon (en kalender) van het jaar. Vraag niet hoe het kan. Geniet er van. Steek je tafelgenoten in 2013 de ogen uit met de kennis die je hier opdoet. Elke maand weer. Wat zij niet weten (maar jij nu wel) is waar al die termen die het jaar op onze Gregoriaanse kalender opdelen vandaan komen.
Maand – Een maancyclus, van nieuwe maan tot nieuwe maan, duurt gemiddeld ongeveer 29,5 dag. Hoewel kalendermaanden uit de Gregoriaanse kalender nu niets meer met de maancyclus te maken hebben, was de maan oorspronkelijk wel leidend voor het bij benadering vaststellen van de lengte van een maand.
Januari – De Romeinse god Janus is de naamgever van onze eerste maand van het jaar.
Februari – De laatste maand van de oude Romeinse kalender (die begon in de lente met maart) was er één om de rotzooi van het voorafgaande jaar op te ruimen. Typisch een maand om af en toe eens een schrikkeldag aan toe te voegen dus, om scheefgelopen verhouding tussen jaren, maanden en dagen mee op te lossen. De god Februus was van de purificatie, dus die nam die taak graag op zich.
Maart – De oude Romeinse kalender begon in de lente. Logisch eigenlijk, beginnen bij het begin. De eerste maand werd genoemd naar de vader van de mythische stichter van Rome (Romulus), de god Mars. Marlius was in de Romeinse kalender daarom de eerste maand van het jaar.
April – Aprilius betekende ‘tweede’ in het oude Rome.
Mei – Maius was de Romeinse godin van de groei. Haar naam paste mooi bij de maand die gekenmerkt werd door groei van de gewassen en van de pasgeboren dieren
Juni – Junius was de Romeinse godin die heerste over de hemelen.
Juli – Julius Caesar kreeg na zijn dood de vijfde maand van de Romeinse kalender naar zich vernoemd. Die had eerder nog geen eigen naam, maar heette simpelweg quintus, vijfde.
Augustus – Keizer Augustus wilde zijn naam terugzien in een maand, net zoals zijn voorganger Julius Caesar. Omdat juli al door laatstgenoemde bezet was, kreeg Augustus de maand daarna. Die had eerder nog geen eigen naam, maar heette simpelweg sextus, zesde.
September – Septum is Latijn voor zeven. De zevende maand in de oorspronkelijke Romeinse kalender werd september genoemd.
Oktober – Octo is Latijn voor acht. De achtste maand in de oorspronkelijk Romeinse kalender werd october genoemd.
November – Nove is Latijn voor negen. De negende maand in de oorspronkelijke Romeinse kalender werd november genoemd.
December – Deca is Latijn voor tien. De tiende maand in de oorspronkelijke Romeinse kalender werd december genoemd.
Wil je ook in 2013 ontdekkingsschrijvernieuws blijven ontvangen? Meld je dan aan voor ontvangst van de nieuwsbrief. Of volg @MichielvStraten op Twitter.
Ik lees ergens dat de Nederlander (wie is dat?) gemiddeld acht verzekeringspolissen heeft. Klinkt veel, maar lijkt me nog een te bescheiden schatting. Hoe oververzekerd ben ik eigenlijk?
Laat eens kijken, allereerst hebben we natuurlijk ons huis dat we liever niet in brand zien vliegen, en als dat onverhoopt toch gebeurt, dan krijgen we daar (na veel soebatten, teruggrijpen op schemerige artikelen uit de polisvoorwaarden – ‘niet gedekt is rookschade waaraan als onnatuurlijk aan te merken vuurbronnen ten grondslag hebben gelegen’- en stress creërende onderhandelingen) wat geld voor. Spulletjes voor in het huis willen we ook graag weer, na die brand, dus dat is een tweede verzekering. Om het huis te kunnen betalen moesten we om een hypotheek te krijgen eerst ons leven verzekeren. Een interessante gedachte, ik heb er de polisvoorwaarden niet op na geslagen, maar het verzekeren van je leven lijkt me maar alleen aan de vermeende Hoogste Maatschappij gegeven, dus wat een aardse verzekeringsmaatschappij op dat vlak te bieden denkt te hebben moet iets anders zijn. Er is in het leven namelijk zo ongeveer maar één gebeurtenis waar je echt van verzekerd kan zijn, en dat is dat je een keer dood gaat. (Hoewel, de Schotse filosoof David Hume is in staat je zelfs híer aan te laten twijfelen, met zijn uitleg over de onvolkomenheden van het gebruik van inductieve argumenten: dat een mens bepaalde gebeurtenissen waarneemt, betekent nog niet dat die gebeurtenissen altijd zullen blijven optreden. We kunnen immers niet een oneindig aantal gevallen waarnemen, dus wie weet zijn er wel voorvallen die we niet waarnemen maar die wel in strijd zijn met onze verwachtingen. Knap is, dat bijvoorbeeld zijn uitleg over dat het helemaal niet zeker is dat de zon morgen weer opkomt zeer plausibel overkomt als je die leest. Zodoende biedt het gegeven dat er tot nu toe nog geen onsterfelijke mensen zijn waargenomen geen zekerheid over onze toekomst. Dat Hume zelf in 1776 overleden is vergeven we hem.) Wat het natuurlijk in werkelijkheid is, zo’n levensverzekering, is een zelfs-wanneer-u-dood-bent-verdienen-we-nog-aan-u-polis. Maar ja, dat bekt niet zo lekker. We gaan verder: auto, boot, motor. Eerlijk zijn, de wegenwacht is ook een soort verzekering, dus laten we die ook meetellen. Voor onze twee kinderen hebben we een ‘studieverzekering’. Ook zo’n schitterende term. Sleept de verzekeraar mijn zoons aan de haren naar de universiteitsbanken, wanneer zij besluiten na de middelbare school een wereldreis te gaan maken? Zal ook wel iets anders betekenen. Tellen we nog de WA en voor de zekerheid nog minimaal één ongetwijfeld ook in een onbewaakt ogenblik afgesloten maar lang vergeten verzekering mee, dan komen we op, even kijken, oeps: voor mij alleen al twaalf verzekeringen! Ho ho, ziektekosten bijna vergeten: dertien. Pensioenopbouw, WAO: vijftien. Het gaat lekker nu. Let op, die verzekeringsjongens zijn sluwer dan slim: ze verzinnen een WAO verzekering, met overtuigende argumenten, en die heb je dus. Of je die ooit uit vrije wil en bij het volle verstand hebt aangeschaft weet je niet, hij is er gewoon en je betaalt er waarschijnlijk al heel lang premie voor. Wanneer je jaren later op een regenachtige zondagmiddag (waar je best lang op moet wachten, het regent in Nederland namelijk slechts 3% van de tijd) tegen beter weten in probeert te ontcijferen wat er allemaal op je salarisstrook staat, zie je gebroederlijk onder ‘Premie WGA (wn)’ staan: ‘419 WGA gat Wn’. Dat moet de verzekering voor het WAO-gat zijn; blijkbaar was de eerder genoemde WAO verzekering zo slecht, dat men het nodig vond om jou een nieuwe polis aan te smeren die de onvolkomenheden van hun eerdere product wegpoetst. Dapper! Maar zo zit ik intussen wel op nummer zestien! (Ik durf niet eens te bedenken wat ‘418 WIA bodem Wn’ betekent.) Ik stop met tellen. Weet je wat, ik deel ze allemaal door K en mij, dan zit ik weer op de acht van de gemiddelde Nederlander, valt het nog best mee.
Net zoals met de term ‘verzekering’ wordt met het begrip ‘garantie’ eigenlijk het tegenovergestelde bedoeld. Wat je zou mogen verwachten bij het krijgen van garantie op een product – de garantie dat de televisie binnen een jaar na aankoop niet stuk gaat -, krijg je niet. De garantie die de fabrikant belooft ís helemaal geen garantie. Integendeel, uit de belofte dat hij de kosten van een reparatie voor zijn rekening neemt, volgt de garantie dat de fabrikant er serieus rekening mee houdt dat het apparaat wel eens stuk zou kunnen gaan. In feite krijgt u dus precies het tegenovergestelde van beloofd wordt. Wat zijn wij toch heerlijke wezentjes.
(Lees meer over onze irrationele omgang met geld in mijn boek dat verschijnt in het voorjaar van 2016. Zie ook https://www.ontdekkingsschrijver.nl/boeken/.)