De Kwestie Windrichting
Waardoor waait het bij ons meestel uit het zuidwesten?
‘Herfst’ staat voor vallende bladeren, regen, en wind. En meestel veel van dit alles. Die wind komt meestal uit het zuidwesten, zo zegt ons collectief geheugen. Klopt dat ook? Een blik op enkele weerstatistieken, leert ons of dit beeld ook gestaafd wordt door de feiten.
De website van Meteo Leiden biedt een overzicht van de meest voorkomende windrichtingen ter plekke. We zien hier dat de wind ongeveer 40% van de tijd uit het zuidwestelijk kwadrant komt. Bij het KNMI vinden we een windroos voor Vlissingen, dat dichtbij genoeg ligt om iets te zeggen over de windrichtingen in Leiden en omgeving. Die grafiek laat zien dat in de maand oktober de wind inderdaad het vaakst uit het zuidwesten komt, en daar ook het meest krachtig is.
De lengte van de staafjes geeft het procentuele aandeel in de windrichtingen weer. De dikte ervan staat voor de windkracht. (Bron: www.knmi.nl)
Hoe komt het nou, dat de wind die voorkeursrichting heeft? Het antwoord vinden we in twee verschijnselen.
Het eerste element dat ten grondslag ligt aan de windrichting is de opwarming van de aarde door de zon. Die opwarming is zoals bekend op en rond de evenaar het grootst. De verwarmde lucht stijgt hier op, en verplaatst zich vervolgens zuid- en noordwaarts. Rond de 30ste breedtegraad, ter hoogte van Noord-Afrika, daalt de afgekoelde lucht, en zorgt hier voor een hogedrukgordel. Nog verder noordelijk (op ons halfrond) ligt er rond de 60ste breedtegraad (Noord-Europa) een vrijwel permanente lagedrukgordel. Aangezien u zich in Leiden op de 52ste breedtegraad bevindt, en lucht van hoge naar lage drukgebieden stroomt, ervaren wij het zuidelijke effect van dit verschijnsel. Maar: dat verklaart nog niet het westelijke karakter van de luchtverplaatsingen.
Het was de Franse ingenieur Gaspard Gustav de Coriolis, die in 1835 de oorzaak van díe beweging beschreef. Het naar hem genoemde Corioliseffect doet de noord- en zuidwaarts stromende winden afwijken. Dat werkt als volgt: stelt u zich voor, dat u aan de buitenkant van een draaimolen staat. U draait daar sneller dan iemand die verder naar binnen staat. Wanneer u zich nou richting het centrum van de draaiende molen beweegt, neemt uw lichaam die hogere draaisnelheid die het aan de buitenkant meegekregen heeft, als het ware mee naar de langzamer draaiende binnenkant, waardoor uw lichaam de neiging heeft om daar net iets sneller te draaien dan de molen zelf doet. Misschien voelt u dat u bijna omvalt. Op de draaiende wereldbol doet de wind in feite hetzelfde. De noordwaarts stromende wind wijkt op het noordelijk halfrond door dit Corioliseffect af naar rechts, in de draairichting van onze aarde. Dat geeft een zuidenwind dus een westelijke component mee, resulterend in een zuidwestelijke windrichting.
Doordat de praktijk vaak grilliger is dan de theorie, en er ook andere effecten een rol spelen in de windrichting (zoals de temperatuurverschillen tussen zee en land), komen er bij ons ook andere windrichtingen voor dan zuidwest. Desondanks is de zuidwestenwind verklaarbaar het meest voorkomend.