Ik heb een vraag voor je. Stel, ik verzoek je om op de beurs te gaan handelen, met je eigen geld. Ik geef je een lijst met laten we zeggen honderd fondsen waaruit je kunt kiezen. En omdat ik ook de rotste niet ben geef ik je ook nog van elk fonds informatie over de prestaties van dat fonds in de afgelopen jaren. Weet ujewat, ik sorteer ze ook nog voor je, met het best presterende fonds op plek 1 en het slechtst presterende fonds op plek 100. In welk van de honderd fondsen ga je investeren?
Hoogleraar psychologie Stuart Sutherland vertelt in zijn boek Irrationaliteit wat een beleggingsadviseur deed. ‘Hij investeerde altijd in het fonds dat het in het voorafgaande jaar het slechtst had gedaan. Na tien jaar had hij tien keer meer geld verdiend dan hij gedaan zou hebben als hij elk jaar had geïnvesteerd in het beleggingsfonds dat het best gepresteerd had.’
Klinkt dat niet tegennatuurlijk? Wat er aan het succes van deze investeerder ten grondslag lag, was een goede neus voor statistiek en natuurlijke patronen. ‘Regressie naar het gemiddelde’ heet het fenomeen dat fondsen meestal rond het gemiddelde presteren, met soms uitschieters naar boven en uitschieters naar beneden.
Na welke weersgesteldheid is de kans het grootst dat het gaat opklaren? Precies, na extreem rotweer. En zo werkt het ook bij fondsen die op zeker moment extreem slecht gepresteerd hebben, aldus Sutherland. De kans is groot dat zo’n slechte prestatie een negatieve uitschieter was, waarna het fonds terugkeert richting het gemiddelde. Een oplettende investeerder kan hier zijn voordeel mee doen.
Een bekendere versie van de regressie naar het gemiddelde is het Sports Illustrated fenomeen. Van Amerikaanse sporters die op de cover van Sports Illustrated verschijnen is bekend dat zij daarna vaak minder gaan presteren. Dat heeft een waar bijgeloof doen ontstaan, en huivering voor een dergelijk eerbetoon. Rust er een vloek op de coverfoto? Waarschijnlijker dan enge effecten is het dat sporters nou eenmaal alleen op de cover komen te staan wanneer ze iets uitzonderlijks hebben gepresteerd. En een (positieve) uitzondering is nou eenmaal wat het is, een uitzondering. Na zo’n piek is het statistisch gezien zeer waarschijnlijk dat de sporter naar zijn gemiddelde prestatieniveau terugkeert.
Niks vloek. Statistiek.