Iedereen die wel eens in het water onder een omgekeerd bootje heeft gedreven, ademhalend in de daar aanwezige luchtbel, heeft in een rudimentair soort duikerklok gezeten. En iedereen die weet dat Leonardo da Vinci niet alleen een beroemd schilder was, maar ook wereldkampioen uitvinden en ontwerpen, kan raden dat hij met dat concept aan de slag is gegaan. En dat klopt, want in 1508 schreef hij over een systeem waarmee je onder water zou moeten kunnen ademhalen. Een pak met helm en aan- en afvoer voor in en uit te ademen lucht moest werkers in staat stellen onder water te blijven.
Handige toepassingen die hij er ook maar gelijk bij opschreef, waren volgens hem het onklaar maken van vijandige schepen in oorlogstijd, of het verrichten van vreedzaam breeuwwerk zonder dat een schip de kant op moest. In 1715 vond de Engelse wolhandelaar (!) John Lethbridge de duikklok uit. Die was bedoeld om waardevolle spullen van wrakken te bergen. Als je dat apparaat nu ziet, denk je aan een kruising tussen een ton, duikpak en martelwerktuig. (Zie het museum La Cité de la Mer te Cherbourg.)
Hoe revolutionair en handig ze ook waren, die apparaten waren allemaal afhankelijk van een luchtpomp aan de oppervlakte. Dat hoefde vanaf de negentiende eeuw niet meer met de Self Contained Underwater Breathing Apparatus (SCUBA), waarmee de duiker een pakketje zuurstof op zijn rug kon meenemen. De Fransmannen Benoît Rouquayrol en Auguste Denayrouze ontwikkelden het en verwierven er boven water een plaats mee in de International Scuba Diving Hall of Fame. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd SCUBA veel gebruikt – het bleek dat Leonardo de Vinci zijn tijd ver vooruit was geweest, toen het duiken werd ingezet voor het opblazen van de vijand.
Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.