De meesten van ons willen na een potje varen toch ook wel weer eens land aandoen. Dat willen de opvarenden van het spookschip De Vliegende Hollander ook al enkele eeuwen lang, maar hun is het niet gegund. De duivel heeft ze gedoemd om voor altijd op zee te blijven rondspoken.
Het verhaal van De Vliegende Hollander kent meerdere ontstaansgeschiedenissen. Eén daarvan begint bij de Friese kapitein Bernard Fokke, die in 1678 zo ongelofelijk snel van Nederland naar Java voer dat mensen dachten dat zoiets alleen kon met hulp van de duivel. En nu moesten hij en zijn bemanning daar eeuwig voor boeten. Een andere versie start bij de fictieve kapitein Willem van der Decken, die in 1676 bij Kaap de Goede Hoop een storm invoer onder de uitroep: ‘Ik zal varen, al is het tot in de eeuwigheid,’ waarna de duivel hem op zijn wenken bediende. Ook mogelijk: de Engelse zeevarenden waren jaloers op de snel varende Hollandse VOC-schepen in de zeventiende eeuw.
Waar verhalen zijn, zijn waarnemingen; dat hebben zaken als ufo’s en het monster van Loch Ness ons wel geleerd. En dus is ook De Vliegende Hollander meerdere keren gezien, onder anderen door de Engelse koning George V. ‘Dertien personen zagen haar,’ werd er op zekere dag in het zijn logboek genoteerd. Even snel als ze was verschenen, verdween ze in de mist. Diezelfde dag viel de uitkijk die het schip had ontdekt, vanuit zijn uitkijkpost dood op het dek: dat kon natuurlijk geen toeval zijn.
Wat wel heel goed kan, net zoals bij andere getuigenverslagen, is dat ogenschijnlijk vliegende schepen zijn gezien. Temperatuurverschillen tussen luchtlagen zorgen voor breking van het beeld en kan resulteren in een fata morgana, ook op zee: objecten lijken te zweven. En zo zweeft ook De Vliegende Hollander voort.
Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.