Magnetische variatie

‘Van kaart naar kompas draait het teken alras.’ Wie dit ezelsbruggetje kent, weet dat dit slaat op de verrekening van de koers zoals uitgezet op een kaart, naar de te varen koers volgens het boordkompas. De aanpassing die moet plaatsvinden – wil je tenminste op de geplande bestemming uitkomen – heeft als oorzaak het verschil tussen de geografische en de magnetische Noordpool. Eerstgenoemde is het punt dat doorsneden wordt door de denkbeeldige draaiingsas van de aarde. Het magnetische noorden cirkelt daar in de loop van de tijd omheen.
Het verschil tussen die twee noemen we magnetische variatie of declinatie. In de kompasroos op de kaart staat hoe groot die variatie is en of die oostelijk (+) of westelijk (-) is. Geeft een kaart bijvoorbeeld een variatie ‘+ 2,3° (E)’, dan zal er 2,3 graad van de gemeten kaartkoers moeten worden afgetrokken (want het plusteken moet gedraaid, volgens het ezelsbruggetje) om de juiste kompaskoers te verkrijgen. Tenminste, voor het op de kaart gegeven jaar; de correctie voor de jaren daarna kan eenvoudig worden uitgerekend met behulp van de ook op de kaart aangegeven jaarlijkse verandering van de variatie.
In de tijd van de grote ontdekkingsreizen werd aan een aparte magnetische Noordpool gedacht als een enorme rots van magnetisch gesteente. Of misschien was het wel dat aparte magnetische eiland dat zelfs een naam kreeg: Rupes Nigra. Dat stond tenminste geschreven in het boek Inventio Fortunata, geschreven door een zeevarende Engelse monnik in de veertiende eeuw. Het was de Engelse astronoom William Gilbert die in 1600 opperde dat het de aarde zelf was waarin het magnetisme school. Hij had gelijk. Naarmate er meer over het aardmagnetisme bekend werd, kwam ook aan het licht dat de declinatie niet overal op de aarde hetzelfde is. De later beroemd geworden astronoom Edmund Halley bedacht dat een goede registratie van patronen in de variatie over de aardbol zou kunnen helpen bij de (toen nog moeizame) lengtegraadbepaling. Toen hij rond 1700 in opdracht van koning William III vanaf een schip de Atlantische Oceaan in kaart bracht, begon hij de variatie op tal van plaatsen vast te leggen. In 1702 publiceerde hij de eerste kaart waarop de magnetische variatie over die oceaan zichtbaar was gemaakt. Punten met dezelfde variatie waren met elkaar verbonden door isolijnen.
Voor zijn wetenschappelijke expeditie had Halley twee jaar op zee gezeten. Tegenwoordig zijn er apps die de lokale declinatie binnen twee seconden voor je kunnen berekenen.

Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.