PukkelMijn moeder heeft net haar kelder opgeruimd. ‘Kijk, die was toch van jou?’, zegt ze, terwijl ze een tas omhoog houdt. Instant herkenning. Het ding is beige, van onverwoestbaar canvas, en ziet er exact zo uit alsof hij gisteren door een pukkelige puber in de gang is gegooid.

Maar de tas is geen tas, het is een pukkel. Het zou fout zijn om een pukkel een tas te noemen. Tussen schooltassen en pukkels gaapte een enorme kloof. Schooltassen waren groot, zwaar en serieus, van bruin leer met teveel functionele vakjes. Een schooltas zei: ‘kijk, ik neem het leren serieus, het hele leven eigenlijk.’ Schooltassen zaten altijd vol met alle boeken die je mee moest nemen. Het waren onmenselijk grote bepakkingen uit de categorie tas-waar-ga-je-met-die-jongen-naar-toe? Schooltassen van brugpiepers toonden onervarenheid. Schooltassen van bovenbouwers toonden toewijding.

Een pukkel was een statement tegen de schooltas, tegen het hoge soortelijk gewicht van schoolboeken en dat van het leven op de middelbare school. In een pukkel zaten geen vakken, de pukkel wás zijn eigen vak, met ruimte voor te weinig boeken. Dat laatste was geen probleem. Het was juist een voordeel. Het gaf de pukkeldrager enige legitimiteit bij het maken van een selectie van de boeken die hij (pukkeldragers waren meestel jongens) die dag bij zich zou moeten hebben. Bij wie je het kon maken om je boeken niet bij te je hebben had je snel genoeg door. Zo werd dagelijkse de inhoud van je pukkel grotendeels bepaald door de reputatie van je docenten. Want een pukkeldrager was wel goed, maar niet gek.

Nou was de ene pukkeleigenaar de andere niet. Door de pukkelwereld liep een scherpe grens. Die werd bepaald door de manier waarop je de pukkel droeg. Dat kon weliswaar maar op één manier (aan het ene schouderhengsel dat de pukkel had), maar in twee varianten. Het luisterde nogal nauw welke variant je koos, want de ene draagwijze versterkte de houding van nonchalance die de drager met zijn pukkel wilde uitstralen, terwijl de andere je katapulteerde naar de wereld van de nerds (hoewel daar toen waarschijnlijk een andere benaming voor bestond). Droeg je de pukkel om de meest functionele wijze, namelijk met het hengsel over de linkerschouder terwijl de pukkel rechts van je hing (of andersom), dan verloor het plaatje alle bedoelde relaxedheid. Dat plaatje zei: ik kies voor functionaliteit en veiligheid. Nee, de juiste draagwijze was om het hengsel over dezelfde schouder te hangen als de kant waar de pukkel zelf hing. Dat had het grote nadeel dat je elke zoveel stappen het telkens naar beneden glijdende hengsel omhoog moest trekken, maar dat was vele malen beter dan de pukkel op veilig te hangen over de andere schouder. Te gemakkelijk. Te schools. Tja, je moest er wat voor over hebben.

Mijn pukkel ruikt naar legerdump. Daar komt hij ook vandaan. De geur is nog even sterk als vijfendertig jaar geleden. Dat geldt ook voor de tas zelf. De klep ligt losjes over de voorkant. Ik draai hem om en zie een achterkant vol teksten. Titels van popartiesten. Ja, dat is waar ook, ook in dat opzicht was je pukkel een statement over de relaxte scholier die je was, de scholier die zich niet al te druk maakte, met wie het allemaal wel goed zou komen op de een of andere manier, ook al had hij niet al zijn boeken bij zich. Met welke namen had ik met stift mijn onafhankelijkheid op mijn pukkel geadverteerd? Welke kijkje in mijn ziel boden mijn muzikanten van de jaren zeventig en tachtig? Ik kijk en ik verwonder: Wings, 10CC, ELO, Golden Earring. Ach, wat braaf! Weg is het beeld van de rebelse puber. Gelukkig kom ik, als troost, ook nog wat kwaliteit tegen, met ‘Boz Sgags’ (fout gespeld), Fleetwood Mac, Queen en Santana. ‘Punk is junk’ staat er ook nog.

Ja, ik was een man van de wereld, op mijn vijftiende.

(Dit blog is eerder gepubliceerd geweest in Z – Contactblad van de Stichting oud-leerlingen Zandvliet.)