‘Dat stereotype beeld van Holland met zijn molens, tulpen en klompen is maar onzin hoor,’ zei ik eens tegen een Canadese vriend die ons landje met zijn bezoek kwam vereren. De treinrit naar Amsterdam langs de velden met bloembollen bewees ondubbelzinnig mijn ongelijk: de bollenvelden kleurden fel in de voorjaarszon, molens zwaaiden ons toe. Dat van die klompen kon ik nog weerleggen. Totdat we op het Centraal Station van Amsterdam tegen een hoempapa-bandje opliepen, waarvan de leden allemaal wooden shoes droegen. Het clichébeeld van Holland zal nooit meer van zijn netvlies verdwijnen.
De tulpen, narcissen, hyacinten en krokussen waren lang onzichtbaar geweest, maar nu toonden ze zich plotseling aan iedereen die het zien wilde. Hoe wisten ze dat het lente was? Die vraag weet Huub Linthorst, Universitair Hoofddocent van het Instituut Biologie Leiden, te beantwoorden: ‘Voor sommige plantensoorten, zoals sla en selderij, is de hoeveelheid licht bepalend om de zaadontkieming op gang te brengen. Andere zaden ontkiemen pas nadat ze een periode van kou hebben gehad. Dat laatste geldt ook voor planten die als bollen en knollen in de grond overwinteren om in het voorjaar weer uit te lopen. Denk aan krokussen en narcissen, maar ook aan uien en aardappels. Aan het eind van het groeiseizoen wordt er in de bol een toenemende hoeveelheid van het plantenhormoon abscisinezuur (ABA) aangemaakt. Naarmate het niveau aan ABA stijgt, verlopen andere processen in de plant steeds langzamer, totdat de groei stil valt en de plant in winterslaap gaat. Door de lage temperatuur in de wintermaanden worden de enzymen die ABA synthetiseren geïnactiveerd, waardoor de aanmaak van ABA stopt. Doordat het hormoon tijdens de winterslaap ook nog eens spontaan afbreekt, neemt het ABA niveau langzaam af. Als het niveau voldoende laag is, komt de bol weer tot “leven” en gaat uitlopen. Het is niet toevallig als de winter dan voorbij is.’
Overigens komt het bekendste bolgewas, de tulp, oorspronkelijk uit Turkije. De naam komt van ‘tulipan’, wat tulband betekent; Ottomaanse sultans droegen een tulp op hun tulband als symbool. De Nederlandse tulpenroem is via Leiden gegaan, waar botanicus Carolus Clusius in 1593 de eerste Turkse bollen cadeau kreeg en vervolgens plantte in de Hortus Botanicus. In de daarop volgende decennia werd de tulp in Nederland zo populair, dat ze midden in de Gouden Eeuw een ware economische crisis veroorzaakte. Tulpen werden verhandeld, vaak nog voor ze geplant waren, voor steeds hogere bedragen. Speculanten maakten enorme winsten. Het meest extreme bedrag dat betaald werd voor één tulpenbol was net zo hoog als de prijs van een Amsterdams grachtenpand. Dat kon niet lang goed gaan, en na zeven vette jaren stortte de tulpenhandel als een kaartenhuis in. Meer hierover is te lezen in mijn boek Tien verdwenen dagen.