Als je wilt weten in welk jaar je leeft, en je niet over een nacht ijs wilt gaan, duizelt je het al snel van de mogelijkheden. Juliaans, Gregoriaans, Common Era, Maya – er zijn nogal wat kalenders die wedstrijdjes met elkaar doen. Maar de lijst is veel langer, denk ook aan de Griekse, Chinese, Hindoeïstische, Iraanse en de Joodse kalender. En dan sla ik er nog heel veel over.
Een verfrissend alternatief voor al deze verwarring is even geboden tijdens de Franse revolutie, met de Republikeinse kalender. Daar zocht men immers naar Gelijkheid, Vrijheid en tenslotte Broederschap. Om te beginnen: ‘Gelijkheid’ is niet iets waarvan je de verschillende manieren van kalenderen kunt beschuldigen. Zelfs binnen één kalender is gelijkheid een utopie, getuige de incompatibiliteit van jaar en maand en week. En ‘Broederschap’ en ‘Vrijheid’ creëer je daar dus zeker niet mee. Dat was precies de overtuiging die de Republikeinen er tijdens de Franse Revolutie toe bracht om een nieuwe kalender te ontwerpen: een jaar van 12 maanden van elk 3 weken van elk 10 dagen, aan te vullen met 5 schrikkeldagen (6 voor elk schrikkeljaar). De laatste dag van de week was een feestdag. Ambtenaren zouden niet moeten proberen om op de ‘normale’ zondag ook nog eens lekker uit te rusten, want dat betekende ontslag. De start van de Republikeinse jaartelling was 22 september 1792. Zoals bij alle kalenders was dat een moment dat lag in de geschiedenis, want dit werd in 1793 besloten, gevolgd door verplichtstelling in 1798.
De kalender klonk vrolijk. De vijf schrikkeldagen aan het eind van het jaar waren feestdagen genaamd Deugd, Genie, Arbeid, Mening en Vergoeding. De namen van de maanden waren bedacht door een dichter. De dagen hadden namen als ‘Saffraan’, ‘Veldsla’, ‘Nieskruid’ en ‘Zijderups’. Desondanks was deze ‘Kalender van de Rede’ geen lang leven beschoren. Napoleon schafte hem af toen de kalender pas 14 jaar oud was, in 1806 dus. Je zou voor deze mislukking van een relatief helder idee allerlei redenen kunnen aanbrengen, maar waarschijnlijk zat het falen voor een groot deel in een simpele rekensom. Men had in de Kalender van de Rede nog maar één keer in de tien dagen een vrije dag, in plaats van één keer in de zeven dagen. Tja, daar kon geen Gelijkheid tegenop.