Grote mannen met kleine boten

Het kunstmatige pleintje tussen jachthaven en camping werd gevuld door een aantal marktkraampjes met modelboten. Het waren niet de formaten zoals die vroeger door mijn broers en mij op verjaardagen cadeau werden gekregen en met miniatuurgereedschap in elkaar gezet, nee, het ging hier om volwassen exemplaren. Ze zagen er schitterend uit. Eén van de ten toon gestelde onderzeeboten was zelfs gedecoreerd met zeer realistisch aandoende roestvlekken op de op metaal gelijkende romp, wat het geheel een betrouwbaar en zorgvuldig verwaarloosd uiterlijk gaf.
Ook de eigenaren van de boten waren volwassen exemplaren. Er was geen kind bij. Het zien van een serie volwassen mannen met iets wat toch primair onder kinderspeelgoed geschaard kon worden, ontroerde me. Deze mannen waren niet bang om het kind in hen te tonen. Ze hadden een liefhebberij, en wat mij betreft ook alle recht daartoe, die ze met zoveel passie uitoefenden, dat ze vonden dat deze niet tot de huiskamer (of waarschijnlijker: zolder of kelder) beperkt moesten blijven, maar gedeeld moest worden met de rest van de wereld. Ik kon ze om hun ongeremd enthousiasme eigenlijk alleen maar bewonderen. Die bewondering werd enigszins afgezwakt, toen een jongetje dat bewonderend een visnetje toucheerde, dat aan een prachtig gedetailleerde trawler hing, om zich met meerdere zintuigen dan alleen zijn gezichtsvermogen ervan te verzekeren dat de details alle vergelijking met echte schepen konden doorstaan, direct streng en corrigerend werd toegesproken door de zuinig kijkende besnorde eigenaar.
‘Straks komt er nog een activiteit met een booreiland’, fluisterde een ander, meer opgetogen exemplaar mij vanachter zijn modellen op bijna samenzweerderige toon toe. Hier zou iets gaan plaatsvinden dat even spannend als uniek beloofde te zijn, maar aangezien ik Madurodam al vele malen als kind en als vader bezocht had, met zijn echt-water-naar-een-echte-in-brand-staande-boot-spuitende-brandweerboten, wist ik voldoende, en slenterde door.
Mijn zoon Max, van 9, was intussen zonder dralen rechtstreeks op zijn doel afgegaan: een op afstand bestuurbare boot, die hij net had gezien maar ‘al heel lang wilde’. Er stonden er twee: een zeilboot in een enorme doos, die alleen al door zijn formaat de uitstraling had niet verkrijgbaar te zijn met de opbrengst van enkele maanden zakgeld, en een bescheidener ingepakte speedboot.
‘Hoeveel kost die zeilboot?’ vroeg Max aan de man achter de kraam.
‘Vijfentachtig euro’ was zijn antwoord. ‘Maar dan zit ook alles erop en eraan.’ Ja, dat mag ook wel voor dat geld, dacht ik bij mezelf. Verder werd ik vooral van dit en alle andere nog te noemen bedragen afgeleid door het gebit van de man, waarvan ik niet kon nalaten te denken, dat dit een stuk schever stond dan zijn modellen, en hij er goed aan zou doen om zijn tijd en aandacht wat zorgvuldiger te verdelen over zijn hobby en zijn persoonlijke hygiëne.
‘En deze motorboot?’ vroeg ik. Aangezien onze kinderen zo ongeveer alles al hadden, vonden hun moeder en ik dat zij al het andere – wat logischerwijs dus geen categorie met een ruime inhoud kon zijn – van hun eigen geld moesten kopen. Dat maakte de zeilboot, na het aanhoren van de vraagprijs, direct tot een item waaraan we geen verdere hersenactiviteit hoefden te wijden, hoewel Max daar anders over dacht.
‘Die is veertig euro, maar’, prees de man de motorboot aan, ‘dan zit ook alles erop en eraan, hij is helemaal compleet’. Nou had ik net zorgvuldig op de doos nagelezen wat nou werkelijk de gelukkige koper na ontvangst uit de verpakking tegemoet zou glimmen, maar een afstandsbediening behoorde daar in elk geval niet toe, gek genoeg.
‘Maar zonder afstandsbediening?’ wilde ik toch nog even bij de man geverifieerd hebben.
‘Ja, maar verder is ‘ie helemaal compleet, alles zit erbij’ was zijn mantravormige reactie.
Blijkbaar had je na aankoop de keuze tussen het bootje met lopende motor naar onbekende einders te zien verdwijnen, of een minstens even dure afstandsbediening er apart bij kopen, die op zijn beurt, dat wist ik nu al, ‘helemaal compleet’ zou zijn, met alles erbij. Behalve de zestien benodigde batterijen, vermoedde ik.
‘Ja, ik neem aan dat u geen incomplete doos verkoopt’, kon ik niet nalaten te reageren. Zoals ik niet anders van deze onverstoorbare verkoper had mogen verwachten, negeerde hij mijn reactie volledig en haalde hij zijn volgende argument uit het reeds vele malen gebruikte verkopersboekje:
‘Maar hiermee heb je dan wel gelijk een professionele, niet zoals die zeilboot.’ Waarom de niet professionele zeilboot ruim twee keer zo duur moest zijn als de professionele speedboot, liet ik achterwege te vragen. Ook zag ik op tegen zijn uitleg wanneer ik zou vragen wat ‘professioneel’ nou precies betekende in dit kader. In plaats daarvan riposteerde ik, niet geheel onsuccesvol, vond ik zelf, door te wijzen op mijn blonde knul van nog geen anderhalve meter hoog, en te zeggen:
‘Maar hij heeft geen professionele nodig.’ De botenman liet zich hierdoor niet uit het veld slaan, en reageerde met het verder nergens op gebaseerde argument ‘maar hij moet het wel leren.’ Hier wist ik zo gauw niks op te zeggen. Ja, ik wist wel iets, maar wilde het toch vooral gezellig houden, dus hield ik verder m’n mond. Het kijken naar modelboten was vermoeiender dan het bouwen ervan, bedacht ik.