Noordoostelijke doorvaart

Als je vanuit een van de Europese kusten naar het verre oosten wilde varen, moest dat vóór de opening van het Suezkanaal (in 1869) via Kaap de Goede Hoop of Kaap Hoorn. Lange, gevaarlijke routes. Een mogelijk alternatief was de zogenoemde noordoostelijke doorvaart, die lange tijd echter vooral een theoretische mogelijkheid vormde. De ontwikkeling van vaarroutes boven Siberië kwam vooral van de mensen die op het aangrenzende land woonden: Russen.
Al in de elfde eeuw onderzochten handelaren die de Witte Zee (ten oosten van Scandinavië) bevoeren, hoe ze vanaf daar verder oostwaarts zouden kunnen varen. Pakijs hield hen veelal tegen. Het idee voor een vaarroute door de Noordelijke IJszee die tussen de Atlantische en Grote Oceaan loopt, werd in 1525 bedacht door de Russische diplomaat Dmitri Gerasimov. Vanuit het westen begonnen zeevarenden uit Nederland, Engeland, Denemarken en Noorwegen te zoeken naar een doorgang. Daar slaagde niemand in, vanwege de constant dichtgevroren wateren.
De beroemdste poging is die van onze landgenoot Willem Barentsz. Na twee mislukkingen moet hij misschien gedacht hebben dat driemaal scheepsrecht was, en voer in 1569 uit voor een ultieme poging. Hij ontdekte Spitsbergen en Bereneiland, kwam vast te zitten op Nova Zembla, bouwde er zijn Behouden Huys en werd daar tenslotte wereldberoemd mee. Maar verder oostwaarts varen ging niet; Barentsz vluchtte westwaarts in een sloep, terug richting huis, samen met zestien anderen. Eén van hen was Gerrit de Veer, die een verslag over hun reis schreef dat nog steeds verkrijgbaar is. Barentsz overleefde de terugtocht niet.
In 2009 werd de noordoostelijke doorvaart voor het eerst geslecht, door twee Duitse schepen, met de hulp van global warming en smeltend ijs.

Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.