Piraten

Piet Hein. Kleine naam, grote man. Tenminste, voor Nederlanders is hij een held met grote daden. Voor Spanjaarden is hij een boef. Zij raakten in 1628 een vloot met 177.000 pond zilver aan hem kwijt. De waarde was naar de toenmalige (!) maatstaven al meer dan tien miljoen gulden, het equivalent van het jaarinkomen van zo’n 50.000 mensen. (Dat de Spanjaarden al dat zilver op hun beurt hadden buitgemaakt op de inwoners van Bolivia, vergaten ze misschien even, toen ze Piet Hein een boef noemden.) Als we het hebben over kapers en piraten, tot welke groep behoorde Hein dan?
De Engelse Sir Francis Drake was Piet Hein voor, met zijn verovering van ‘Spaans’ edelmetaal in 1577. De buit was zo groot, dat het zijn bemanning zes dagen kostte om al het goud en zilver in zijn schip Golden Hind te laden. Hij gebruikte het uiteindelijk maar als ballast, na de oorspronkelijke ballast overboord gezet te hebben. Sinds zijn daad is Drake in Engeland een held. En in Spanje een schurk.
Dat onderscheid lijkt in eerste instantie dus vooral afhankelijk van vanuit welk land je naar Drake en Hein kijkt. Maar er is meer. Drake was een zogenoemde privateer: iemand met een koninklijke opdracht om buit op de vijand te veroveren. Een soort license to steel. Dat klinkt misschien niet eens zo heel raar in oorlogstijd, maar privateers of kapers mochten ook niet-militaire schepen aanvallen. Ik zie onze huidige koning die opdracht toch niet zo snel geven.
Er was vooral een juridisch verschil tussen kapers en piraten. Piraten waren particuliere criminelen. Echte schurken dus, met ooglapjes en houten poten. Drake en Hein vonden zichzelf zeker geen piraten. De vraag is of het in het strijdgewoel voor de slachtoffers enig verschil maakte.

Dit is een tekstfragment uit het boek ‘100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf‘.