Windrichting

Windrichtingen ontstonden toen de vier dwergen Norðri, Suðri, Austri en Vestri uit de Noorse mythologie samen de hemel omhooghielden. Elk van hen, bij ons beter bekend als Noord, Zuid, Oost en West, droeg één van de vier windhoeken. Maar op de Middellandse Zee waren zij niet bekend en hanteerde men ruim tweeduizend jaar geleden een ander systeem van windrichtingen.
In Athene staat sinds die tijd de monumentale Toren van de Winden. Deze is achthoekig, en elk van de vlakken vertegenwoordigt een veelvoorkomende wind uit die streek, van de droge Boreas uit het noorden tot de regenachtige Notos uit het zuiden en alles daar tussenin. Elke wind had zijn eigen karakter en elke zeeman kende daarmee zijn waaiende pappenheimers. De mediterrane zeelui hadden hier veel meer aan dan aan de lege benamingen Noord en Zuid. Deze winden werden, toen ze later in Italiaanse handen vielen, genoemd naar de bergen van waaruit ze woeien (Tramontana uit het noorden), de richting vanwaar de zon opkomt (Levante) en andere lokale, zangerig klinkende bronnen. Naarmate er vaker en verder gevaren werd, groeide de behoefte aan verdere verfijning van de acht windstreken. Deze werden uitgebreid met nog eens acht tussenliggende mengvormen. En geef toe: koersen volgens Sirocco ver levante poco vaart toch een stuk poëtischer dan zuidoostoost. Maar waar volgens zestien windstreken gevaren kan worden, is het een kwestie van tijd voordat nog meer nuance gewenst wordt. Dat resulteerde uiteindelijk in 32 streken op het kompas, van elk 11,25 graden. Dat maakt in totaal 360 graden.
Een stuurman die zo’n streek perfect aanhield tijdens zijn wacht, voer rechtstreeks naar zijn bestemming. Zigzagde hij daarentegen rond de gewenste koerslijn, dan was hij duidelijk van streek. Misschien werd hij wel beticht van het uithalen van rare streken. Maar meestal kon hij wel weer op streek geholpen worden.

Dit is een tekstfragment uit het boek 100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf.