Uitvinders
De eerste boot was een uitgeholde boomstam. De maker van zo’n boomstam had nog nooit van ballast, Archimedes of stabiliteitstheorie gehoord, dus erg stabiel kan het bootje niet geweest zijn. En wat is er stabieler dan een romp? Inderdaad, twee rompen. Ziedaar de eenvoudige uitleg over het ontstaan van de catamaran.
Zoals met veel zaken kunnen we proberen de oorsprong ervan terug te zien in de naam. Het woord ‘catamaran’ komt uit het Tamil, dat onder andere gesproken wordt in Zuid-India en Sri Lanka. Het is een samenvoeging van kattu (binden) en maram (boom). Maar ten zuiden van India was de kattumaram een monohull, van twee of meer aan elkaar gebonden stammen. Meer een vlot dus. De naam werd door de Engelse ontdekkingsreiziger William Dampier opgepikt toen hij in 1679 rondvoer in het gebied en de plaatselijke bevolking er handelswaar mee zag vervoeren.
De multihull zelf komt uit Micronesië. Daar werd langszij de lengterichting van een kano een balk bevestigd, ten dienste van de stabiliteit – ook verbonden hout dus. De stap naar het aan elkaar bevestigen van twee kano’s, uiteengehouden door dwarsbalken, is dan niet groot meer. Dan heb je hetzelfde stabiliserend effect, maar met meer laadruimte. En met de oorspronkelijke term voor een boot van aan elkaar verbonden boomstammen heb je ineens een catamaran.
Over de hoge snelheid van de prauw schreef de Britse Lord Byron in 1823: ‘The proa darted like a shooting star.’ Moderne recordbrekende multihulls scheren met meer dan 50 knopen over het water.
Dit is een tekstfragment uit het boek 100 Maritieme Uitvindingen – van Astronavigatie tot Zeemansgraf.
‘Uitvinders’. Laat deze term in je hoofd rondzoemen en je ziet peinzende mannen voor je, zonderlingen, met bril, stofjas, haar in de war en een verwilderde blik in de ogen, piekerend over een nog nooit eerder bedacht apparaat dat de wereld gaat veranderen. Terwijl 83% van de uitvindingen gedaan wordt door mensen zonder bril of stofjas, waarvan bovendien 37% vrouw is. Uitvinders zijn namelijk vooral gewone mensen, mensen zoals jij en ik. Ga maar na: die percentages in de vorige zin heb ik net zelf uitgevonden. Nou ja, verzonnen, ook goed. Het gaat om het idee. In dit geval ben ik dus de uitvinder van een gedachte.
De uitvindingen zelf dan, laten we daar eens naar kijken. In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten (‘uitvindingen zijn heel bijzonder, die kom je dan ook maar weinig tegen’) zit ons dagelijks leven er vol mee. De computer waarop ik dit zit te typen: in zijn oervorm een uitvinding van Charles Babbage uit 1822. De bril die ik eigenlijk op zou moeten zetten om de letters (ook een uitvinding, van Soemeriërs, zo’n zesduizend jaar geleden) op mijn kleine beeldscherm goed te kunnen lezen: een uitvinding van de Romeinse keizer Nero. De trein waarin ik mezelf naar Amsterdam laat brengen: (deels) een uitvinding van George Stephenson uit 1814. De rolkoffer van de passagier naast me: uitgevonden door een anonieme medewerker van een helemaal niet spannende kofferfabrikant. Kijk zelf maar eens om je heen, gewoon op de plek waar je je nu bevindt. Vrijwel alles wat je ziet kan je als uitvinding bestempelen. Er is meer wél uitgevonden dan niet.
Tja, zo bekeken dreigt het terrein van uitvindingen bijna saai te worden. Medicijnen zijn weliswaar uitgevonden door scheikundigen (je ziet nu weer die bebrilde mannen in een stofjas voor je), maar stoeptegels, paraplu’s en aardappelschilmesjes behoren toch tot de categorie ja-dat-had-ik-ook-kunnen-verzinnen. Net zoals 92% van alle uitvindingen, zoals je nu begrijpt. Die weer zijn onder te verdelen in de categorieën wereldveranderend (wiel, telefoon), bedacht-om-geld-te-verdienen (teenslippers, pindakaas met stukjes noot) en een combinatie van die twee (antibiotica).
Bij het doen van een uitvinding moet je je vooral niet laten beperken door mogelijke belemmeringen. (Daar heb je de rest van je leven nog voldoende tijd voor.) Mensen die dat goed kunnen heten kinderen. In de Uitvindfabriek, een tijdelijke tentoonstelling van Nemo, zijn daar goede bewijsstukken van te zien. Die zitten echt niet allemaal in de categorie nutteloos-maar-toch-leuk. Integendeel. Zo kun je er een voicemailsysteem voor bij de deurbel zien, uitgevonden door Hamed Abdollah (9 jaar). Daarmee kun je altijd horen wie er vergeefs bij je heeft aangebeld. Ook fijn voor als je niet open wilt doen voor tante Toos. Zoiets zie ik nog wel eens in productie komen. Of anders wel de schommel die energie opwekt, van Douwe Komdeur (9). Naar mijn mening een voorbeeld van een topuitvinding, want simpel, nuttig en categorie had-ik-dat-maar-bedacht. De fijnste categorie, maar tegelijkertijd ook van de meest nagelbijtende frustratie.
Als uitsmijter de uitvinding van Noor, leeftijd onbekend: de Uitvindmachine. ‘Na [inworp van] € 1,- krijg je een idee om iets uit te vinden.’ Een uitvinding van escheriaanse duizelingwekkende schoonheid, als je het mij vraagt.
Lees over de uitvinding van wereldkaarten, kalenders, tijdsaanduiding, de nulmeridiaan, de datumlijn, de meter, het metrieke stelsel, cijfers en geld het boek Tien Verdwenen Dagen – over de menselijke maat achter ons wereldbeeld.