manipulatie
Dat een verkiezingsoverwinning ook monsterlijk kan zijn, is in 1812 geillustreerd door gouverneur Elbridge Gerry. Vrijwel letterlijk: de truc waarop hij zijn overwinning behaalde staat sindsdien bekend als een Gerrymander, een monster met klauwen, vleugels en een drakenkop. Gerry’s partij won de verkiezing, ondanks dat die een minderheid van de stemmen had gekregen.
Gouverneur Elbridge Gerry zag in de aanloop naar de verkiezingen in de Amerikaanse staat Massachusetts zijn partij, de Democratic-Republican, steeds minder populair worden. Dat baarde hem zorgen. Maar in plaats van zich te richten op de kiezers, ging Gerry aan de slag met de kaart van Massachusetts. Die kaart bevatte de grenzen van de kiesdistricten. Die werden elk vertegenwoordigd door een senator. Door creatief met de districtsgrenzen te schuiven, klonterde hij de stemmen van de concurrerende Federalists zodanig samen, dat de verhoudingen van de stemmen tussen de senatoren níet meer overeen kwamen met die van de individuele kiezers. De herindeling van de kiesdistricten zag er met enige fantasie uit als een salamander. Monsterlijk in zijn gedaante én bedoeling, kreeg de nieuwe districtsindeling al snel de naam Gerrymander, een samenvoeging van Gerry en (sala)mander.
Gouverneur Gerry slaagde volledig in zijn opzet: ondanks dat zijn concurrent 51% van de stemmen had gekregen, verwierf Gerry 29 van de 40 zetels.
Misbruik van kaarten voor propaganda tijdens WOII door de slechterikken is algemeen bekend. Interessanter misschien wel is de rol die kaartenmakers aan de andere kant van de oceaan hebben gespeeld.
Amerika werd langzaam in de oorlog getrokken – het isolationistische karakter van de Verenigde Staten had hen niet gestimuleerd om snel participant te worden in de strijd, die duizenden kilometers van hen vandaan plaatsvond. Nou was dat natuurlijk in één klap veranderd met de aanval van Japan op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbour in 1941, maar daarmee was nog niet gezegd dat de Amerikaanse bevolking overtuigd was van inmenging in de strijd op Europees grondgebied. Passend in een Amerikaanse documentaireserie uit 1942 getiteld ‘Why we fight’, waarvan de naam geen verdere uitleg behoeft, was een cartografische uiteenzetting van de uiteindelijke gevolgen van de Duitse expansie voor de nog verafgelegen Amerikanen. Frank Capra, een Italiaans-Amerikaanse filmmaker, maakte deze serie van zeven films, waarvan de laatste was getiteld ‘War comes to America’. Het tweede deel, ‘The Nazi Strike’, was cartografisch gezien het meest interessant, want hierin werd visueel gemaakt dat achtereenvolgens de heerser over Oost-Europa de macht zou veroveren over de ‘Heartland’ (groot-Duitsland), en de heerser over de Heartland de macht zou veroveren over het hele Europese-Afrikaanse-Aziatische continent en tenslotte over de wereld. Het laatste shot uit de film toonde een wereld bedekt door hakenkruizen. Een effect van de cartografische inspanningen van de Amerikanen was dat de burgers van de Verenigde Staten niet alleen meer van de bestaande dreiging overtuigd raakten, maar ook meer van de wereld(verhoudingen) gingen begrijpen. (Dat laatste leek me een welkom bijverschijnsel, in een land waar ongeveer 80% van de tegenwoordige bevolking geen paspoort bezit.) In wezen keerden twee ‘uitvindingen’ van Hitler zich op deze wijze tegen hem: de termen Lebensraum en Geopolitiek. Beiden stonden voor de beoogde uitdijing van het Derde Rijk, uiteraard ten koste van andere landen en volken.
(Dat kaarten naast propagandamateriaal ook als militair instrument werden gebruikt was overduidelijk, maar de schaalgrootte waarop dat was gebeurd verbaasde me toch: Historicus Jeremy Harwood heeft het in zijn boek To the ends of the World – 100 maps that changed the World over een miljard (!) kaarten die alleen al door de geallieerden werden gemaakt en gebruikt gedurende de oorlog.)
De apotheose van de film Der Untergang uit 2004 speelt zich wat mij betreft overigens ook rond een kaart af. Het zijn de laatste dagen van Hitler en zijn staf in Berlijn, dat geteisterd wordt door de aanvallen van de Russen, die de stad bijna hebben ingenomen van de Duitsers. Hitler zit aan zijn stafleden uit te leggen welke legereenheden hij waar naartoe verplaatst wil hebben. Driftig wijst hij zijn commando’s aan op de kaart die voor hem ligt. Zijn officieren kijken elkaar ondertussen gespannen aan, want de eenheden waar Hitler het over heeft bestaan helemaal niet meer, of zijn in elk geval niet binnen handbereik. De officieren bieden bibberend tegenspraak. Hitler is furieus, kaffert zijn mensen uit over zoveel onwil. De stafleden, en de kijkers, weten wat Hitler niet wíl weten, namelijk dat de bewegingen van zijn troepen alleen op papier kunnen bestaan.
De moderne geschiedenis vertoont een verhaallijn van de invloed ván de verbeelding óp de verbeelding. Ik wist natuurlijk, net als elke andere oplettende tijdgenoot, dat de nazi’s in de tweede wereldoorlog een hele propaganda-industrie hadden, die zeer effectief was geweest in zijn uitwerking. Ik vond het interessant om hier nog eens nader naar te kijken en in te zoomen op de cartografische illusies die in die tijd werden voorgeschoteld.In de jaren dertig van de 20ste eeuw werd Duitsland door de nazi’s afgebeeld als kwetsbaar land. Polen en Tsjecho-Slowakije leken wel een hap te nemen uit de oostkant van Duitsland, het land met hun impliciete aanwezigheid alleen al bedreigend. Tenminste, dat moest de kaart doen geloven.
Explicieter was een simpel uitgevoerde grafische kaart, waarop te zien was hoe er een waaier van vijandige bommenwerpers geheel Duitsland bedekte, ingevlogen vanaf Tsjecho-Slowakije, en duidelijk niet met vreedzame bedoelingen.
Het zag er indrukwekkend uit. Alleen: de Tsjechische luchtmacht beschikte helemaal niet over dit soort vliegtuigen. Op een latere kaart die de zogenaamde Anschluss van Oostenrijk in 1938 moest rechtvaardigen was er geen enkel onderscheid te zien tussen Duitsland en Oostenrijk. Wel werden de (voormalig) Oostenrijkse steden nadrukkelijk vermeld. De kaart was gedrukt in een handzaam formaat, zodat deze gemakkelijk zijn weg zou kunnen vinden naar de handen en hoofden van de Duitse bevolking. Het uitgangspunt was; als je maar vaak genoeg ziet dat iets is, ga je ook geloven dat het is. Ná het uitbreken van de oorlog werd Duitsland ineens niet meer als zwak en potentieel slachtoffer van zijn buurlanden afgebeeld, maar was er, cartografisch gezien, een nieuw land opgestaan, machtiger dan al zijn buren bij elkaar.
In Britse kranten verschenen aan het begin van 21ste eeuw angstwekkende kaarten waarop zichtbaar was hoe massavernietigingswapens vanuit Irak binnen het uur de Britse bases op Cyprus konden bereiken. Dit beeld was even dreigend als onrealistisch als de vroegere Duitse propagandakaarten tijdens de Tweede Wereldoorlog, want er was geen enkel bewijs dat Irak werkelijk beschikte over dit soort wapens. Inmiddels kennen we de waarheid (bestaat die?):
Een geografische metafoor uit 2003 van de Amerikanen was alleen al in de naamgeving imponerend.
The New Pentagon’s Map, zoals bedenker Thomas Barnett hem zelf betitelde, onderscheidde drie stroken in de wereld: ‘Core’ (kern), ‘Seam’ (zoom) en ‘Gap’ (hiaat). (De indeling deed me erg denken aan de filmtitel The Good, the Bad and the Ugly.)
De Core bestond uit landen die de Amerikaanse waarden aanhangen. Het uitgangspunt van Barnett uit 2003 was dat van de lokalisering van gebieden van gevaar, in tegenstelling tot het identificeren van wie er een dreiging vormt. Grofweg de noordelijke helft van het aanzicht van de wereld behoort volgens Barnet tot de Core. De Gap strekt zich voornamelijk uit over Afrika, Oost-Europa en het Midden-Oosten. De naamgeving die Barnett aan de gebieden in de Gap gaf zet de bewoners neer als mensen die onmogelijk gelukkig kunnen zijn, want het woord betekent immers ‘hiaat’, of ‘gebrek’. De Seam ligt wat meer verspreid, en houdt ons als bewoners van de Core godzijdank nog een beetje uit de buurt van die enge Gap. De kaart waar deze driedeling op was weergegeven nauwelijks een ander doel hebben, dan rechtvaardiging van het vergroten van de macht van de Amerikanen in gebieden van de ‘non-integrating gap’. Detail: Thomas Barnett werkte voor de Veiligheidsraad van de V.S..
Ik vond het concept van Barnett begrijpelijk en verdedigbaar. En ik vond het eng, stigmatiserend en arrogant. Ik woonde, volgens Barnett althans, in de Core; lekker comfortabel. Functioning Core, stond er zelfs op de kaart, dus ik leek mij nergens zorgen over te hoeven maken. Behalve over die Gap dan, maar daar zouden de Amerikanen wel voor zorgen. ‘Shrink the Gap!’, meldde Barnett voor de volledigheid nog in de toelichting op zijn kaart.
Mijn verwarring vond een deskundig klankbord in een boekje met de veelzeggende titel ‘How to lie with statistics’. ‘One of the trickiest ways to misrepresent statistical data is by means of a map’, schreef auteur Darrel Huff in 1954 in zijn daarna vele malen herdrukte klassieker. Hij toonde vervolgens een kaart van de Verenigde Staten van Amerika, waarvan zo ongeveer tweederde van het aantal staten was gearceerd. De zo ontstane oppervlakte representeerde de totale som aan inkomens van de mensen in die staten, dat gelijk stond aan de kosten van de federale overheid. Die overheid was duur, was de boodschap van het plaatje. Huff toonde dezelfde kaart echter nog een keer, maar dan met slechts een handvol staten met arcering, qua oppervlakte een zeer kleine minderheid van het totale aantal. Deze staten vertegenwoordigden vrijwel hetzelfde bedrag. Alleen: doordat in deze oostelijke staten veel meer mensen woonden dan in de eerder gearceerde westelijke staten, waren er minder staten nodig om tot het bedoelde bedrag te komen. De impact van het plaatje was nu volkomen anders, te verwaarlozen eigenlijk. Huff toonde met twee simpele plaatjes aan, dat er niet alleen Geopolitieke bedoelingen ten grondslag hoeven te liggen aan cartografische manipulatie.
Kijk uit voor plaatjes, want die vertellen vaak praatjes.
Leesvoer:
How to lie with statistics – Darrel Huff
How to lie with maps – Mark Monmonier
Tien verdwenen dagen – Michiel van Straten