dagen
De namen van onze dagen van de week hebben hun oorsprong in de zeven met het blote oog zichtbare hemellichamen. In de oude Mesopotamische astrologie regeerden de planeetgoden elk over een uur van de dag. Misschien als troost, mocht de planeet die het verst van de aarde verwijderd was de week beginnen: Saturnus. ‘Saturnusdag’ werd daarmee de eerste dag van de week. Nadat ook achtereenvolgens Jupiter, Mars, de zon, Venus, Mercurius en de maan hun plek hadden gekregen over de volgende zes uren van het etmaal, begon de cyclus opnieuw. Doortellend resulteerde dat in de toebedeling van het eerste uur van het volgende etmaal aan de zon. Dus: de tweede dag van de week werd de zondag. Op deze wijze continuerend kreeg de maan de derde dag, Mars de vierde dag, Mercurius de vijfde, Jupiter de zesde en Venus de zevende.
Later versterkten de Germanen in Noordwest-Europa hun onafhankelijkheid van de Romeinen door namen van hun eigen goden toe te wijzen aan vier van de zeven weekdagen. De Romeinse oorlogsgod Mars werd vervangen door de Noorse Týr of Ding: de bron voor onze dinsdag. De wijze Noorse oppergod Odin/Wodan verdrong Mercurius, en Mercurdag werd woensdag. De zoon van Wodan, dondergod Thor, kon blijkbaar harder donderen dan de Romeinse onweersgod Jupiter, joeg hem weg en donderdag was geboren. Frigg kreeg de vrijdag. Saturnusdag, zondag en maandag bleven wat ze waren.
Nadat de Romeinse keizer Constantijn de zevendaagse week had ingevoerd, waren er twee momenten waarop die week kon beginnen. In de joodse traditie begon de week op zondag en viel de rustdag op de sabbath aan het eind van de week. De Romeinse cq Germaanse week begon echter op zaterdag. Maar omdat de naamgever van deze dag als zeer ongelukkig werd gezien (‘Wanneer het Saturnus’dag is wordt alles donker en moeilijk; zij die geboren worden zijn in gevaar; hij die verdwijnt zal niet gevonden worden; hij die zijn ziekbed moet houden is in gevaar; gestolen goederen zullen niet gevonden worden’), was het bij nader inzien misschien toch niet zo’n goed idee om die dag als eerste van de week te blijven zien. Zondag kreeg zodoende door keizer Constantijn nummer 1 opgespeld.
(Deze tekst is een fragment uit het boek Tien verdwenen dagen – over de menselijke maar achter ons wereldbeeld.)
Hoewel 2013 nog maar net begonnen is, publiceert Ontdekkingsschrijver nu al een Lexicon (en kalender) van het jaar. Vraag niet hoe het kan. Geniet er van. Steek je tafelgenoten in 2013 de ogen uit met de kennis die je hier opdoet. Elke maand weer. Wat zij niet weten (maar jij nu wel) is waar al die termen die het jaar op onze Gregoriaanse kalender opdelen vandaan komen.
Maand – Een maancyclus, van nieuwe maan tot nieuwe maan, duurt gemiddeld ongeveer 29,5 dag. Hoewel kalendermaanden uit de Gregoriaanse kalender nu niets meer met de maancyclus te maken hebben, was de maan oorspronkelijk wel leidend voor het bij benadering vaststellen van de lengte van een maand.
Januari – De Romeinse god Janus is de naamgever van onze eerste maand van het jaar.
Februari – De laatste maand van de oude Romeinse kalender (die begon in de lente met maart) was er één om de rotzooi van het voorafgaande jaar op te ruimen. Typisch een maand om af en toe eens een schrikkeldag aan toe te voegen dus, om scheefgelopen verhouding tussen jaren, maanden en dagen mee op te lossen. De god Februus was van de purificatie, dus die nam die taak graag op zich.
Maart – De oude Romeinse kalender begon in de lente. Logisch eigenlijk, beginnen bij het begin. De eerste maand werd genoemd naar de vader van de mythische stichter van Rome (Romulus), de god Mars. Marlius was in de Romeinse kalender daarom de eerste maand van het jaar.
April – Aprilius betekende ‘tweede’ in het oude Rome.
Mei – Maius was de Romeinse godin van de groei. Haar naam paste mooi bij de maand die gekenmerkt werd door groei van de gewassen en van de pasgeboren dieren
Juni – Junius was de Romeinse godin die heerste over de hemelen.
Juli – Julius Caesar kreeg na zijn dood de vijfde maand van de Romeinse kalender naar zich vernoemd. Die had eerder nog geen eigen naam, maar heette simpelweg quintus, vijfde.
Augustus – Keizer Augustus wilde zijn naam terugzien in een maand, net zoals zijn voorganger Julius Caesar. Omdat juli al door laatstgenoemde bezet was, kreeg Augustus de maand daarna. Die had eerder nog geen eigen naam, maar heette simpelweg sextus, zesde.
September – Septum is Latijn voor zeven. De zevende maand in de oorspronkelijke Romeinse kalender werd september genoemd.
Oktober – Octo is Latijn voor acht. De achtste maand in de oorspronkelijk Romeinse kalender werd october genoemd.
November – Nove is Latijn voor negen. De negende maand in de oorspronkelijke Romeinse kalender werd november genoemd.
December – Deca is Latijn voor tien. De tiende maand in de oorspronkelijke Romeinse kalender werd december genoemd.
Wil je ook in 2013 ontdekkingsschrijvernieuws blijven ontvangen? Meld je dan aan voor ontvangst van de nieuwsbrief. Of volg @MichielvStraten op Twitter.