frikandel

Dominee Van der Linden

Hoewel aan de beroepsgroep van dominees per definitie een uitstraling van zwaarmoedige devotie kleefde, bleek de dominee van mijn kinderjaren ook menselijke trekjes te hebben.

Zoals enkele van mijn vriendjes zat ook ik verplicht vrijwillig bij dominee Van der Linden op catechisatie. Het woord op zich vond ik al weinig beloftevol klinken, en de bijeenkomsten zelf waren niet in staat om de hele gebeurtenis boven het niveau van tegenzin uit te tillen. Ik had niet de indruk dat ik er veel nieuwe dingen leerde ten opzichte van wat zes opeenvolgende toegewijde lagere schooljuffen en -meesters mij over de Hof van Eden, Simson en de Filistijnen en Noach met zijn Ark al hadden bijgebracht. Daarbij vond ik de vragen die de dominee ons groepje stelde ofwel beledigend makkelijk (‘Wat vieren we met pasen?’) ofwel van een zenuwachtige makende moeilijkheid (‘Wie is de president van Israël?’).

De laatstgenoemde categorie baarde me elke week weer zorgen, want die vormde steevast het afsluitende onderdeel van ons uur. Dominee Van der Linden zal het bedoeld hebben als een leuk en educatief kwisje, maar het amusante ervan ging aan mij voorbij. Dat kwam voornamelijk doordat ik de meeste antwoorden niet wist. Wat het nog erger maakte, was dat de meeste anderen wel raad wisten met deze ondervraging. Telkens als alle ogen op mij gericht waren wanneer ik de beurt kreeg, waren die gevuld met de onuitgesproken gedachte ‘dat weet iedereen toch’. Tenminste, zo voelde ik dat. Ik was altijd zeer opgelucht als die paar lange minuten voorbij waren.

Dominee Van der Linden zal dat op een zeker moment aangevoeld hebben, toen hij zich tijdens weer een handpalmbevochtende afsluiting tot mij richtte met een vraag, die buiten alle categorieën viel, van alle tot dat moment op ons gerichte vragen: ‘Welke club staat er bovenaan in de eredivisie voetbal?’ Hij redde zo mijn reputatie, toen ik moeiteloos en in de juiste volgorde de namen van clubs oplepelde, die de eerste drie posities van de ranglijst innamen. Maar misschien nog meer, werd mijn reputatie gered door een groot toeval: ik volgde het voetbal wel een beetje, maar had zelden de stand van de ranglijst paraat. Toevallig had ik de zondag (!) hiervoor iets aandachtiger dan normaal naar de stand gekeken, en wist ik die nu nog uit mijn hoofd. Het laatste zetje tenslotte, dat mijn imagobarometer richting de plus duwde, was de totale onwetendheid van alle anderen over dergelijke aardse zaken. Ik zou hierdoor met elk antwoord, goed of fout, een sterke indruk hebben, mits met overtuiging uitgesproken. U begrijpt dat ik al deze overwegingen voor mij hield.

Zoals gezegd, onze dominee was de kwaadste niet. Ook niet, toen hij ons weg zag fietsen van het kerkgebouw waar de catechisatie op datzelfde moment in volle gang had moeten zijn, maar welke hij door een incidentele lage opkomst had afgeblazen.

Dat kwam zo: het was één keer eerder voorgekomen, dat er slechts weinigen van ons aanwezig waren, en de anderen, wiens aantal cruciaal was voor het doorgaan van de bijbelles, verhinderd bleken. De dominee had vanwege deze lage opkomst besloten ons kleine groepje vrijaf te geven.

Deze gebeurtenis, die door ons met ingehouden gejuich was begroet, bood een geheel nieuw perspectief, mits omzichtig benaderd. Vergeleken met thuis blijven (onmogelijk), was te laat komen zeer onschuldig, want je onttrok je daarbij niet aan je verplichting, die trouwens alleen door je moeder in vrijwilligheid was aanvaard. Nu was er iets moois aan te laat komen: wanneer uitgevoerd door nét voldoende lotgenoten tegelijk, bracht het de dominee tot de conclusie dat de opkomst te laag was (‘wat jammer’) om doorgang te verlenen aan het meest christelijke uur van onze week. Dit gegeven stelde ons in staat om wél naar catechisatie te gaan, maar ‘m niet te hoeven volgen. Op een keer hadden we deze strategie met het juiste aantal te-laat-komers tot in de perfectie uitgevoerd (de over tijd gekomen lotgenoten werden, nog net buiten de kerkdeur, haastig huiswaarts geduwd door een zojuist van zijn verplichting ontslagen drietal), waarna we vervolgens gezamenlijk naar huis fietsten. Daarbij werden we ingehaald door een opgewekt toeterend autootje, dat na nadere inspectie bestuurd bleek te worden door onze dominee, die ons vriendelijk gedag zwaaide.

Maar het moment dat wérkelijk duidelijk werd dat onze dominee een mens was, kwam tijdens de laatste catechisatie van het jaar. Dominee Van der Linden wilde deze feestelijk afsluiten, en toog met ons naar de overkant van de straat. Hier was een snackbar gevestigd. Dat een dominee ons meenam naar zoiets werelds als een snackbar, waar geestelijk voer toch nog steeds niet op de menukaart stond, hadden wij niet willen geloven als we er niet zelf bij waren geweest. Ons wereldbeeld werd nog meer verstoord toen hij ons niet een onschuldig ijsje of zomers aandoende frisdrank aanbood, maar hij de woorden sprak (tot op dat moment nog nooit gehoord uit de mond van een geestelijk leider): ’wat willen jullie: een kroket of een frikandel?’ Een echte snack: dit stond toch wel heel erg ver af van de broden en de vissen.

Ik besloot een kroket te kiezen; een gerecht dat, immers familie van de chique klinkende ‘croquet’, de toegang tot de hemelpoort misschien nog zou kunnen passeren. Een frikandel, de snack der snacks, gelokaliseerd aan de rand van het continuüm van de onnatuurlijkheid der voedingsmiddelen, leek mij toch echt een christelijke brug te ver. Het deed denken aan wanneer je de Dalai Lama zou betrappen op het eten van een patatje oorlog. Zo leken ook mijn metgezellen te denken, want allen spraken wij de strofe ‘een kroket alstublieft’, en wel zo vroom klinkend als menselijkerwijs mogelijk.

Dat mijn wereldbeeld die dag nog verder gekanteld kon worden dan het al was, bleek toen de dominee zelf zijn bestelling plaatste bij de uitbater: ‘en voor mij een frikandel graag’. Een frikandel! Een dominee met een frikandel, zo ongeveer met meest onchristelijke voedsel dat ik me kon indenken. Het was een beeld dat ons puberale voorstellingsvermogen, toch niet gering, te buiten ging. Mijn beeld van het christendom zou nooit meer hetzelfde zijn.